‘Wil je me overhoren?’. Ik ben een kleine wijsneus van negen en zit op de bank in de woonkamer. Op mijn schoot een dik boek met grote, kleurrijke prenten van dinosaurussen. ‘Heb je morgen dan een proefwerk?’ vraagt mijn vader. ‘Eh….nee,’ zeg ik. ‘Ik heb net dit boek over de prehistorie gelezen.’ Mijn vader is historisch pedagoog en vindt mijn interesse in dino’s en andere uitgestorven dieren maar al te leuk. Hij pakt het zware boek van me over en daar ga ik. Devoon, carboon, perm, trias jura, krijt. Het hele rijtje tijdperken noem ik op, uit het blote hoofd en in de goede volgorde. Niet voor een cijfer of een sticker. Maar gewoon, omdat ik het leuk vind.
De prehistorie was mijn hobby
In mijn basisschooltijd las ik alles wat los en vast zat over oermensen en dinosaurussen. Ook was ik zeer geïnteresseerd in fossiele overblijfselen van dieren en planten. Als Richard Leakey ergens in Afrika botten had opgegraven en bleek dat het om een niet eerder ontdekte species ging, stuiterde ik uit enthousiasme bijna van mijn kinderstoel. En als iemand me vroeg wat ik later -als ik groot was- wilde worden, riep ik dan ook steevast ‘archeoloog’. Wat ik eigenlijk bedoelde was paleontoloog, maar dat woord kende ik als negenjarige nog niet.
Die dinoliefde ebde zo’n beetje weg
Maar mijn nieuwsgierige interesse voor opgravingen bleef. Onze overbuurvrouw Janja, een hyperactieve Belgische met snorretje en zwaar Frans accent, was amateurarcheoloog. En niet onbelangrijk: ze bezat een metaaldetector. Op het ‘ruige terrein’ -onze naam voor het grote, nog lege stuk grond naast onze jaren zeventig nieuwbouwwijk- groef ze gaten om naar oude voorwerpen te zoeken. Reuzespannend vond ik het als ik met haar mee mocht om naar schatten te graven. Haar detector piepte als een malle als er weer een zwikkie kleipijpjes onder de grond werd opgespoord. Zo had Moeder aarde altijd wel een paar vondsten voor ons in petto.
Een studie archeologie, dat leek me wel wat
Helaas was aan het eind van mijn puberteit de werkloosheid onder afgestudeerde archeologen enorm groot. Dus koos ik na de havo voor geschiedenis aan de lerarenopleiding. Ook iets met oudheid, maar net even anders. De studieboeken waren dik. Met mijn ADD-hoofd kon ik geen hoofd- en bijzaken onderscheiden. En plannen had ik op de middelbare school niet geleerd. Die opleiding flopte en ik besloot in de thuiszorg te gaan werken. Na een half jaar vond ik een vervolgstudie die beter bij me paste. En die ik keurig in vier jaar tijd afrondde.
Het leuke is dat ik me soms wel een beetje archeologisch voel
Mijn werk in de communicatie heeft overeenkomsten met dat van een archeoloog. Je beseft het pas als je het leest 😃! Ik graaf door bij mijn opdrachtgevers om tot de kern te komen. Maar voordat het graafwerk begint, verken ik eerst het terrein. Is het ruig of vlak, de bodem hard of juist zacht? Welke tools heb ik straks nodig? Ik zet m’n tent op en leg het gereedschap klaar. In de materie duik ik pas als de voorbereidende fase is afgerond. Staat het project in de steigers, dan kan ik aan de slag. Valt er bij jou nog een communicatieklus te detecteren? Dan geef je maar een piep!